Veeno
Na enige tijd als knecht bij koperslager Bodewes in de Grootestraat te hebben gewerkt begon Pieter van der Veen (1884-1958) in 1908 in de schuur achter zijn huis aan de Heerestreek 3 zijn eigen koperslagerij. Ook had hij een fabriekje voor bakkerswerktuigen, dat hij enige tijd later samen met Reisiger dreef. Ze beschikten daarin over een 2,5 pk gasmotor en hadden één man in dienst. Daarnaast legde Van der Veen zich toe op het repareren van fietsen. Na enige tijd rijpte bij hem het plan zelf fietsen te gaan fabriceren. Hij begon zijn eigen rijwielfabriek, waar zogeheten 'Bedum'-rijwielen werden gemaakt, die in 1912 met één jaar garantie f 40,- kostten. De zaken liepen zo goed, dat de schuur achter het huis aan de Heerestreek te klein werd en er in 1916 aan de Noordwolderweg een nieuwe bedrijfshal werd gebouwd. Maar ook de nieuwe bedrijfshal bleek te klein. Er was dus weer uitbreiding nodig. Om die te kunnen bekostigen werd het bedrijf in 1920 omgezet in de 'N.V. Rijwielenfabriek Veeno'. De merknaam van zijn fietsen wijzigde hij in 'Veeno'-rijwielen. De eerste zeventien aandeelhouders waren bijna allemaal Bedumers en net als Van der Veen van liberale huize. Pieter van der Veen zelf werd directeur en zou tot zijn dood in 1957 een sterke stempel drukken op de reilen en zeilen binnen de fabriek. Zijn broer A. van der Veen was zeker veertig jaar lang bedrijfsleider.
De oude Veeno-fietsenfabriek (http://www.zoastwas.nl/bedum/foto.htm)
Het ging Veeno in de begintijd zonder meer voor de wind: in 1921 had het bedrijf al 45 mannen, 1 vrouw en 17 jongens in dienst. In 1926 was dit iets afgenomen tot 44 mannen en 12 jongens. Het steeds verder groeiende bedrijf had in de jaren twintig dringend behoefte aan meer personeel, maar dat was in Bedum niet voorhanden. Veeno trok daarom arbeiders aan uit andere delen van de provincie, vooral uit de Veenkoloniën. Velen van hen kwamen te wonen in de net gebouwde arbeiderswoningen aan de Coendersstraat en de Ludgerstraat. Samen met de zuivelfabriek, die in het begin van de jaren twintig in Bedum werd gevestigd, was Veeno verantwoordelijk voor de snelle groei van de Bedumse industrie in de jaren twintig. Tot 1940 had Veeno gemiddeld vijftig werknemers in dienst. De arbeidsverhoudingen waren net als in de andere Bedumse bedrijven over het algemeen goed en de arbeiders waren nauw met 'hun' fabriek verbonden. Zo was het gebruikelijk dat wanneer de zoon van een Veeno-arbeider op zestienjarige leeftijd van school kwam, hij de maandag daarop ook bij de fabriek aan de slag kon. Hetzelfde gebeurde overigens ook bij de zuivelfabriek. De ene familie werkte tradioneel bij Veeno, de andere van vader op zoon bij de zuivelfabriek. Van arbeidsconflicten of stakingen was bij Veeno niet of nauwelijk sprake.
De Veeno-fiets was er een van bijzondere kwaliteit en stond vooral bekend om zijn duurzaamheid. Dit kwam met name door de speciale, extra stevige frameconstructie, waarop de fabriek octrooi bezat en die de fiets vrijwel overslijtbaar maakte. Om tussen de vele fietsenmerken in Nederland op te vallen kwam Veeno geregeld met nieuwe vindingen. Zo was de Bedumse fabriek de eerste die de bedrading voor het achterlicht door het frame liet lopen en die de damesfiets met een extra lage instap op de markt bracht, de zogenaamde 'Veenolita'. De meest succesvolle vinden was de belastingplaathouder, die het plaatje van de rijwielbelasting tegen diefstal moest beschermen. Er werden meer dan 100.000 houders gemaakt en het eerste exemplaar werd in 1924 aan prinses Juliana aangeboden. Onder het motto 'Sierlijk, Snel, Sterk en Goedkoop' en 'U fietst niet, U zweeft' verkocht de 'Veeno'-fiets vooral in agrarische streken als noord- en oost Nederland en Brabant goed.
Een fietsenplaatje van Veeno
In de Tweede Wereldoorlog was Veeno de eerste fabriek in Bedum die door de Duitsers werd stilgelegd. De fabricage van fietsen werd door de bezetters niet van groot belang geacht. De zuivelfabriek en diverse groentenzouterijen waren dat in verband met de voedselvoorziening wel en bleven dus gedurende het grootste gedeelte van de oorlog gewoon draaien. Veel van de waardevolle machines en gereedschappen haalden de Duitsers uit de Veeno-fabriek en voerden ze naar Duitsland. Een deel van de arbeiders werd in Duitsland te werk gesteld. Na de oorlog had de fabriek opnieuw met een groot tekort aan arbeidskrachten te kampen en waren diverse werkbanken in het bedrijf onbemand. In Bedum waren geen geschikte arbeiders te vinden en door de grote woningnood in de gemeente konden ook geen arbeiders van buiten worden aangetrokken. Mede daarom gaf Veeno, evenals de zuivelfabriek, zelf opdracht tot het bouwen van woningen. In de jaren vijftig groeide Veeno snel en in die tijd had het bedrijf ongeveer 100 werknemers in dienst. Om de productiviteit op te voeren werd in 1958 een soort lopende band in de fabriekshal aangelegd. De frames werden op karretjes gezet, die op een rail door het bedrijf liepen en op elke afdeling werden nieuwe onderdelen aan de fiets toegevoegd. De productie groeide hierdoor gigantisch: werden voor die tijd gemiddeld 5000 à 7000 fietsen per jaar gefabriceerd, toen werden dat er 20.000 à 25.000 per jaar.
De concurrentie tussen de 35 fietsenfabrieken in Nederland was in de jaren zestig moordend. De prijzen werden steeds verder verlaagd, waardoor de winstmarge kleiner werd. Op een fiets van toen f 100,- werd door de fabriek uiteindelijk nog maar f 2,- verdiend. Veeno raakte in de jaren zestig in de problemen. De fabriek was in vergelijking met andere fietsenfabrieken verouderd en kon daardoor de concurrentiestrijd steeds minder goed aan. Voor de modernisering van de fabriek waren ingrijpende investeringen nodig, maar daarvoor ontbrak het benodigde kapitaal. Directeur R.J. van der Veen, die in 1957 de leiding van het bedrijf van zijn vader had overgenomen, probeerde nog financiele bijstand te krijgen van de gemeente. Van der Veen wees in een brief aan het gemeentebestuur op de geplande bouw van twee sporthallen in de gemeente Bedum. Met een deel van het voor de bouw bestemde geld zou Veeno wellicht geholpen zijn. De gemeente zag echter weinig heil in de plannen van Van der Veen. De sluiting van de fabriek bleek in 1967 onafwendbaar. Dat was een zware slag voor de werkgelegenheid in de gemeente Bedum, omdat in het bedrijf in 1963 nog 73 mensen gewerkt hadden. Ruim een jaar later vestigde Fred van der Werff zijn winkelcentrum in de lege bedrijfshallen. Een brand legde in 1980 de oude fabriek in de as en tegenwoordig herinnert alleen nog een straatnaam op het voormalige bedrijfsterrein aan de 'Veeno'-fietsenfabriek. (uit 'Onder vele torens', auteur R. van Schaïk e.a., blz. 168 t/m 172)
Maak jouw eigen website met JouwWeb