Vlasakker
Een ander gevonden straatnaambordje in Bedum is 'De Vlasakker'. Dit verwijst naar de vlasvelden (op de plek van de huidige straat Vlasakker) en vlasfabrieken die in Bedum zijn geweest. Afgezien van de steenfabrieken was pas de komst van vlasfabrieken een eerste teken van een ontwikkeling in de richting van een werkelijk grootschalige industriële productie in Bedum. Dit proces zette zich aanvankelijk echter nauwelijks door. In samenhang met de opkomst van de verbouw van vlas in de de landbouw richtte de boven al genoemde Derk Hendriks Aalfs in 1866 een vlasfabriek op aan de Stadsweg. Aalfs kan in meerdere opzichten gelden als de eerste moderne Bedumse fabrikant. Niet alleen had hij een oliemolen, maar ook bezat hij een pelmolen en was hij degene die het eerste stoomwerktuig met een krachtbron van 8 pk in de gemeente introduceerde. In de vlasfabriek werden de vlasstengels gerepeld en uitgebreid verder bewerkt door ze te roten, te drogen, te braken, te zwingelen en te hekelen. Het resulteerde vlaslint uit Bedum zal vermoedelijk voor het grootste deel door de grote machinale vlasspinnerij van Dumonceau in de stad Groningen in linnen garen zijn omgezet.
In 1869 kreef Aalfs concurrentie van de vlasfabriek van L. Bogaerts en J. Pluister, die ook een stoommachine gebruikten. Laatstgenoemden sloten hun 'vlasbereiderij' echter alweer in 1873. Pas in 1876 worden we voor het eerst ingelicht over de werkgelegenheid in de fabriek van Aalfs. Er blijken dan vijftien mannen en een jongen te werken. Kort daarna kwam de fabriek in handen van zoon Jacob Aalfs. De vlasindustrie kenmerkte zich door het in grote getale in dienst nemen van jongeren. De vlasbereiding was een nogal wisselvallig bedrijf, omdat de fabrikant voor een goed deel afhankelijk was van de hoeveelheid in de gemeente geoogste vlas en die kon van jaar tot jaar nogal schommelen. De werkgelegenheid wisselde dan ook tussen de 15 en 30 arbeiders. Het lijkt erop dat Aalfs ernaar streefde een tiental volwassenen vast in dienst te houden. De werkpieken werden dan opgevangen door het inhuren van jongens en in een enkel geval vrouwen. In het bijzonder in de jaren negentig werkten er veel jongens in de Bedumse vlasfabrieken.
In 1895 was er opnieuw een tweede vlasfabriek bijgekomen, namelijk die van Wilhelm Schröder uit Amsterdam aan de Noordwolderweg. Daar werkten naast vijf volwassen arbeiders in totaal liefst achttien jongens enn vijf meisjes. Schröder maakte ook gebruik van een stoommachine. Hij werd erg getroffen door een forse terugval in de vlasverwerking aan het begin van de twintigste eeuw. De fabriek sloot dan ook spoedig de poorten en Aalfs had het rijk weer korte tijd alleen. Vanaf de Eerste Wereldoorlog had Derk Aalfs, die toen net zijn vader had opgevolgd, wel tijdelijk te maken met concurrentie van de vlasfabriek van Krijthe en Lijfering, eveneens aan de Noordwolderweg. Dit bedrijf was echter ook geen lang leven beschoren. In de jaren dertig ging uiteindelijk ook de vlasfabriek van Aalfs teniet en was het in Bedum met de vlasfabrieken geheel en al gedaan. (uit 'Onder vele torens', auteur R. van Schaïk e.a., blz. 154 t/m 155)
Maak jouw eigen website met JouwWeb